Strafzaken

Wraking

Veel rechters menen dat het aantal wrakingsverzoeken toeneemt. Dat zijn verzoeken om een rechter die is belast met een zaak te laten vervangen door een andere rechter. Hoewel het volgens recent onderzoek te betwijfelen valt of die indruk nog feitelijk juist is, is de onrust daarover niet onbelangrijk. Het gaat bij een wrakingsprocedure immers om de vraag of er ‘feiten of omstandigheden zijn waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden’. Te denken is aan een bejegening door de rechter waaruit vooringenomenheid blijkt.

De wettelijke regeling schrijft voor dat zo’n wrakingsverzoek wordt voorgelegd aan een aparte wrakingskamer. Deze bijzondere procedure is een waarborg dat de vraag of er reden is tot zorg over de onpartijdigheid zorgvuldig wordt beoordeeld. Maar de procedure leidt ook tot vertraging. Bovendien is het niet zo dat wrakingsverzoeken steeds fundamentele twijfels over de rechterlijke onpartijdigheid aan de orde stellen. In de praktijk komt het voor dat wraking wordt ingezet als een verkapt rechtsmiddel tegen een onwelgevallige tussenbeslissing, zoals de weigering een getuige te horen.

Twee door de procureur-generaal Silvis en de advocaat-generaal Aben voorgedragen verzoeken tot cassatie in het belang der wet boden de gelegenheid op deze kwestie in te gaan. Eerder is al beslist dat bij de beoordeling van een wrakingsverzoek als uitgangspunt dient te gelden dat een rechter geacht wordt onpartijdig te zijn. Dat is slechts anders als zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren dat de rechter een vooringenomenheid koestert, of dat daarvoor terecht de vrees bestaat.

In de eerste zaak (HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413) benadrukt de Hoge Raad verder dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in strafzaken meebrengt “dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing noch over het verzuim te beslissen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak”. Dit geldt ook voor de motivering van de (tussen)beslissing of het ontbreken daarvan. Alleen als de motivering, bijvoorbeeld door de gebruikte bewoordingen, niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringe­nomen­heid van de rechter, zou wraking op zijn plaats kunnen zijn.

Er doen zich gevallen voor van misbruik of van al te onbezonnen gebruik van de wrakingsprocedure. Zoals blijkt uit een eveneens op 25 september 2018 gewezen arrest biedt de wet in die situaties aanknopingspunten om onnodig tijdverlies te voorkomen (HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1770). Een ongemo­tiveerd wrakingsverzoek kan niet worden aangemerkt als een wrakingsverzoek in de zin van artikel 512 Wetboek van Strafvordering (Sv) en kan door de wrakingskamer buiten behandeling worden gelaten. Dat geldt ook voor een verzoek dat blijk geeft van evident misbruik van het wrakingsmiddel. Een zitting als bedoeld in artikel 515 Sv hoeft dan niet te worden gehouden, ook als sprake is van een eerste verzoek tot wraking van de zittingsrechter.

Het komt voor dat ook tegen de leden van een wrakingskamer een wrakingsverzoek wordt ingediend. Ook dan kan een ongemotiveerd verzoek, of een verzoek dat blijk geeft van evident misbruik buiten behandeling worden gelaten. De wrakingskamer kan indien sprake is van een opeenstapeling van wrakingsverzoeken doordat eerst de zittingsrechter en vervolgens de wrakingskamer wordt gewraakt, in geval van evident misbruik van recht, het verzoek tot wraking van een of meer van haar leden buiten behandeling laten zonder dat de zaak in handen van een andere wrakingskamer wordt gesteld. Die uitleg van de wet sluit aan bij de rechtspraak van het EHRM, die inhoudt dat de hoofdregel dat de behandeling van een wrakingsverzoek niet achterwege mag worden gelaten, alleen geldt bij een verzoek dat ‘does not immediately appear to be manifestly devoid of merit’.

Met het oog op het grote belang van onpartijdige rechtspraak moeten wrakingsverzoeken zorgvuldig worden behandeld, maar dat hoeft niet in de weg te staan aan een voortvarende behandeling van manifest kansloze verzoeken. Dat laatste is niet alleen van belang met het oog op de voortgang van de behandeling van de zaak, maar ook omdat dergelijke wrakingsverzoeken ook zelf in de publieke opinie kunnen bijdragen aan het ontstaan van twijfels over de onpartijdigheid van de rechtspraak. En daar is niemand mee gebaat.