Klachtzaken

Intern klachtrecht

Interne klachtenregeling van het parket van de procureur-generaal
De interne klachtenregeling van het parket van de procureur-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden (verder: de klachtenregeling) bepaalt dat een ieder het recht heeft bij de procureur-generaal een klacht in te dienen over de wijze waarop het parket of een lid van het parket zich in een bepaalde aangelegenheid jegens hem heeft gedragen. Onder 2.4 van de klachtenregeling worden uitzonderingen op dit klachtrecht opgesomd. De belangrijkste uitzonderingen zijn dat niet kan worden geklaagd over de zakelijke inhoud van een conclusie, over de datum waarop een conclusie wordt genomen of over de beslissing om geen conclusie te nemen.

Klachten in de verslagperiode
In 2018 is 1 klacht ingediend bij de procureur-generaal. Dit zijn er 2 minder dan vorig jaar.

De klacht betrof een conclusie in een civiele zaak waarin de klager geen partij was. De klager stelde echter wel belanghebbende te zijn omdat de uitspraak ook invloed had op zijn situatie. In de desbetreffende zaak ging het om de vraag of een bepaalde operatie vergoed moest worden door een zorgverzekeraar. De klager stelde dat bij de advocaat-generaal sprake was van belangenverstrengeling nu de zorgverzekeraar in de zaak waarin hij concludeerde werd bijgestaan door een advocaat die werkzaam was bij het advocatenkantoor waar de advocaat-generaal tot 2001 ook werkzaam was. Gelet op het feit dat de klager geen partij was in de desbetreffende zaak, was er geen sprake van een gedraging van de advocaat-generaal jegens klager en was de klacht niet-ontvankelijk. Ten overvloede merkte de procureur-generaal op dat binnen het parket bij de Hoge Raad als uitgangspunt wordt gehanteerd dat een advocaat-generaal die afkomstig is van een advocatenkantoor, met het oog op vermijding van externe schijn van belangenverstrengeling, gedurende 3 jaar na zijn benoeming geen zaken zal behandelen van dat kantoor. Ook leggen advocaten-generaal de eed of belofte af hun werkzaamheden naar eer en geweten onpartijdig te verrichten. Daarvan kan worden uitgegaan. Nu de advocaat-generaal op het moment van concluderen in de desbetreffende zaak al meer dan 16 jaar werkzaam was als advocaat-generaal, was er volgens de procureur-generaal geen enkele reden om aan te nemen dat er sprake was van belangenverstrengeling.

Interne klachtenregeling Hoge Raad
De interne klachtenregeling van de Hoge Raad der Nederlanden geeft een ieder het recht om bij de president van de Hoge Raad een klacht in te dienen over de wijze waarop de Hoge Raad, een lid van de Hoge Raad of de griffier van de Hoge Raad zich in een bepaalde aangelegenheid tegenover hem heeft gedragen. Niet kan worden geklaagd over gedragingen waartegen een procedure bij een rechterlijke instantie openstaat of heeft opengestaan. Klachten kunnen ook niet een rechterlijke beslissing betreffen noch de wijze van totstandkoming daarvan, met inbegrip van de in dat kader genomen beslissingen van procedurele aard. Klachten die zijn gericht tegen gedragingen van waarnemend griffiers worden de griffier van de Hoge Raad toegerekend en onder deze klachtenregeling behandeld.

Klachten in de verslagperiode
In 2018 heeft, evenals in 2017, de president op grond van de klachtenregeling 1 klacht behandeld.

Het ging hier om een klacht van een advocaat over één van de leden van de Hoge Raad. De klacht hield in dat het betrokken lid via het openbare zakelijke sociale netwerk LinkedIn gedetailleerd inhoudelijk heeft gereageerd op, zijn mening heeft gegeven en in discussie is gegaan over (de berichtgeving naar aanleiding van) een vonnis van de Haagse kantonrechter. De advocaat trad op namens één van de partijen in deze zaak. In de zaak was inmiddels ook hoger beroep ingesteld. De advocaat beoordeelde de kans als aanzienlijk dat deze zaak ook in cassatie aan de Hoge Raad zou kunnen worden voorgelegd. De mogelijkheid van het stellen van een prejudiciële vraag werd door hem ook niet uitgesloten. De klager was van mening dat het niet wenselijk is dat een lid van de Hoge Raad op een openbaar sociaal netwerk inhoudelijke uitspraken doet over een uitspraak die niet in kracht van gewijsde is gegaan in een zaak die mogelijk aan de Hoge Raad zal worden voorgelegd. De rechtsgang kan daardoor worden beïnvloed.

De president heeft de klager laten weten dat het naar zijn oordeel niet wenselijk is dat leden van de Hoge Raad via sociale media inhoudelijke uitspraken doen in verband met een rechterlijke uitspraak die nog niet in kracht van gewijsde is gegaan en die mogelijk ter beoordeling aan de Hoge Raad zal worden voorgelegd. Het betrokken lid had inmiddels per e-mail zijn spijt uitgesproken richting de klager ten aanzien van de – door hem niet bedoelde – consequenties die lezers uit zijn observaties konden hebben getrokken. Hij had zijn opmerkingen van LinkedIn inmiddels verwijderd en aangegeven dat hij bij de Hoge Raad niet zal deelnemen aan de behandeling indien deze zaak via een prejudiciële vraagstelling of een cassatieberoep aan de Hoge Raad mocht worden voorgelegd. Met de spijtbetuiging en de toezegging op voorhand om zich in deze zaak te zullen verschonen, oordeelde de president dat naar behoren was tegemoet gekomen aan de gerechtvaardigde belangen van de klager.

De Hoge Raad en de president van de Hoge Raad hebben ook in 2018 over uiteenlopende onderwerpen brieven en e-mails ontvangen. Sommigen wenden zich bijvoorbeeld tot de Hoge Raad of de president met een klacht omdat zij ontevreden zijn over het arrest dat door de Hoge Raad is gewezen of over uitspraken van andere rechterlijke colleges. Deze brieven en e-mails vallen niet binnen het bereik van de klachtenregeling(en) en worden door de griffier van de Hoge Raad in die zin beantwoord. Anderen brengen meer algemeen maatschappelijke onderwerpen en hun onvrede daarover onder de aandacht van de Hoge Raad en/of de president. Dit in de vooronderstelling dat zij binnen onze rechtsstaat een (haast onbeperkte) bevoegdheid hebben om onderzoek te doen naar door de betrokkene ervaren misstanden en om in te grijpen in vaak al langlopende juridische kwesties met verschillende instanties. De griffier van de Hoge Raad heeft het mandaat ook deze correspondentie af te handelen. In de meeste gevallen kan de Hoge Raad en/of de president niets voor de betrokkene betekenen. Er wordt uitleg gegeven waar de grenzen van de taken en de bevoegdheden liggen. Waar mogelijk wordt verwezen naar andere instanties of juridische hulpverleners.